Het boek der Handelingen

Geen kerkgeschiedenis
maar een vervolg van de Evangeliën

door

E.W. Hiebendaal



Wanneer de Here Jezus in de bergrede zegt: "Maar Ik zeg u dat een ieder die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het hoge gerecht", weten wij dan wat dit inhoudt? Of deze woorden: "Wie tot zijn broeder zegt: leeghoofd, zal vervallen aan de hoge raad, en wie zegt Raka zal vervallen aan het hellevuur". (vuur van de aioon, Red.).
Geheel deze rede, waarin we wel 52 aanhalingen uit het Oude Testament vinden, doet ons denken aan een grondwet voor het toen nabijzijnde Koninkrijk. Dus Joodse geboden .

Zeventig discipelen worden twee aan twee uitgezonden om kranken te genezen, melaatsen te reinigen, demonen uit te werpen en doden op te wekken. Ps. 103: "Die uw ongerechtigheid vergeeft, die uw krankheden geneest, die uw leven verlost van de groeve", ging toen in vervulling. Geen goud of zilver mochten zij bij zich hebben, geen reiszak, geen twee mantels of schoenzolen of staf, gij hebt het om niet ontvangen, geef het om niet.
Al degenen die geloofden zouden deze tekenen volgen, beloofde de Heer. Wanneer al deze gaven dus ook voor ons waren bedoeld, zouden er bij zovele gelovigen over heel de wereld, wel geen mens ziek kunnen worden of dood gaan. Zolang het beloofde Koninkrijk nabij was, dus Joodse geboden.

"Vrees niet, klein kuddeke, want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven. Verkoop wat gij hebt, en geef aalmoes". Lukas 12:34. Vóór het Rijk zou komen zou de Heer zijn dorsvloer doorzuiveren, het koren en het kaf moesten tesamen opgroeien tot de oogst. Daarom zei Paulus later, dat het beter was niet te trouwen, te weten, om de aanstaande nood. "Die trouwt doet goed, maar die niet trouwt doet beter". Joodse geboden.

Joden-christenen en heiden-christenen waren in die eerste gemeenten gedurende Handelingen nog gescheiden. In 1 Kor. 7:11-24 zegt Paulus tot driemaal toe dat men moest blijven zoals men geroepen is. De christenen uit de heidenen moesten zich alleen aan de vier noodzakelijke dingen houden. Hand. 15:28, 29. De christenen uit de Joden moesten de wet blijven houden. Want het Koninkrijk zal voorlopig Mozaïsch zijn. Daarom moesten ook de joodse vrouwen in de gemeente zwijgen en het hoofd gedekt houden omdat de wet het zegt.
In onze tussentijd is de wet met zijn inzettingen en geboden buiten werking gesteld. Niemand kan ons nu oordelen inzake eten of drinken, of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbatten; dingen die een schaduw zijn van nog toekomende dingen. Ef. 2:13 en Kol. 2:16. Zo is dus het zwijgen der vrouw een Joods gebod.

De Here Jezus verscheen aan Zijn discipelen na Zijn opstanding en zeide: "Vrede zij ulieden. Gelijk de Vader Mij beschikt heeft, beschik Ik ook ulieden". En toen Hij dit gezegd had, blies Hij op hen en zei: "Ontvangt de Heilige Geest. Zo gij iemands zonde vergeeft die zijn zij vergeven; zo gij iemand zonde houdt, dien zijn zij gehouden". Deze bijzondere gave, om iemands zonden te kunnen kwijtschelden of te kunnen toerekenen, was een gave waardoor zij iemand naar zijn wezen vermochten te kennen. Zo alleen was het ook mogelijk te weten of men iemands zonde WEL of NIET vergeven mocht. Johannes spreekt immers over zonden tot de dood, waarvoor men niet mocht bidden. Men kan in het Oude Testament wel twintig van zulke doodzonden vinden. Het is dus een Joods gebod.

Het was dan ook door deze bijzondere gave (te weten wat in iemands hart was) dat Petrus tot Ananias zei: "waarom heeft de satan uw hart vervuld dat gij tegen de Heilige Geest liegen zoudt?". Toen viel hij dood, zo ook zijn vrouw. Zo zag Paulus Elimas de tovenaar van binnen toen hij zei:

"0 gij, vol van bedrog en arglistigheid, zoon des duivels, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden de rechte wegen te verkeren? Gij zult blind zijn en de zon niet zien voor een tijd".

Om iemand te kunnen straffen, moet men zijn innerlijk wezen kunnen zien, zoals de Heer het hart van Farizeeën zag, als ook het oprechte hart van Nathanaël. Men schenkt in onze tijd ook wel absolutie, maar zonder enige uitwerking, want het is namaak van het echte, zoals men heden zo veel tracht na te bootsen en het zelfs het volle evangelie noemt. Maar het blijven beloften en dus Joodse geboden.

In Korinthe is er hoererij in de gemeente die zelfs onder de heidenen niet is. Dezulken geeft Paulus aan de satan over tot verderf des vleses, opdat de geest moge behouden worden in de dag des Heren Jezus Christus. Zo geeft hij aan satan Himoneüs en Alexander, opdat zij door tuchtiging zullen leren niet meer te lasteren. Het lijkt ons een onderdeel van het doorzuiveren der dorsvloer; en een voorbeeld van het toen nog nabijzijnde Rijk waar de Heer regeren zal met een ijzeren scepter. Heden leven wij nog in de dag der genade. Joodse geboden dus.

Zo ook het gebod van Jak. 5:12 "Is iemand krank onder u, dat hij tot zich roepe de ouderlingen der gemeente, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met olie in de naam des Heren. En het gebed des geloofs zal de zieke behouden en de Heer zal hem oprichten". Vooreerst is het zalven met olie een zuiver Joods gebruik. Mark. 6:13. Het woord "zieke" hier, is niet het gewone woord van "asthaneoo" gevormd, maar gevormd van het woord 'kameoo', dat ook in Hebr. 12:3 door matheid is vertaald. Het gaat hier in de eerste plaats over een geestelijke matheid. Men zou moeten lezen: "de gelofte des geloofs zal de verzwakte of verflauwde behouden". Een gelofte doen was Joods. Ook Paulus deed meerdere malen een gelofte in die tijd, waarbij het haar moest worden afgeschoren. Hand. 18:18 en 21:23. De tijd was toen ernstig, want de komst des Heren was nabij, zegt Jakobus. We staan hier dus weer op Joodse bodem. Een Joods gebod.

In 1 Kor. 11:30 lezen wij: "Daarom zijn onder U vele kranken en zwakken, en niet weinigen zijn ontslapen. Doch indien wij ons zelven oordelen, zouden wij niet geoordeeld worden, maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij door de Heer getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden". Het ging daar om de jaarlijkse viering van des Heren instelling van het Nieuwe Verbond met Israël, hetwelk de Heer niet meer met hen zou eten, totdat het vervuld zou zijn in het Koninkrijk Gods. Lukas 22:16.
Van dit onwaardig gebruik van de instellingen des Heren vindt men een voorbeeld in 2 Kron. 30:18 en vervolgens. Vele Israëlieten hadden zich niet voldoende gereinigd en geheiligd (een zeer voornaam ding bij hen) en werden toen ziek na het gebruik van het pascha. Maar omdat de "niet voldoende reiniging" door tijdsgebrek was (zij kwamen van ver) en hun hart recht was voor God, werden zij op Hiskia's gebed genezen. Een Joods gebod.

Onze eerste nieuwe vertaling zegt in 1 Kor. 16:2: "Elke zondag legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg, en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst een inzameling moet worden gehouden". Maar in de griekse tekst is nergens sprake van zondag, er staat "een der sabbatten" en wel één der zeven sabbatten tussen Pasen en Pinksteren. Het gaat hier over de vrijwillige gaven van Deut. 16. Een Joods gebod dus.

Aan een tot God bekeerd Israël zal het Koninkrijk worden opgericht. Daarom zei de Heer tot dit volk: "En gij, zoekt eerst het Koninkrijk en al het andere zal u als toegift geschonken worden". Maar Israë1 wilde niet dat deze Koning over hen zou zijn. En de grote omweg kwam. Ongeveer dertig jaar later schrijft Paulus aan gelovigen uit de heidenen: "Zoek de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenk de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn; want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God". Kol. 3:1-3. Een groot verschil in gebod; beide gelijk kan men niet volbrengen. Het eerste gebod geldt Israël, toen het nog Gods volk was. Het tweede geldt de gelovigen onder de volken, toen Israël niet meer Gods volk was.

Johannes de Doper was gekomen om de Heer te bereiden een toegerust volk. Het volk liet zich als volk echter niet toerusten tot Gods taak. "Hoe menigmaal heb Ik u willen vergaderen gelijk een hen haar kiekens, maar gij hebt niet gewild". Zo heeft de Heer zelf geklaagd. En toen gedurende Handelingen allen in binnen- en buitenland de uitnodiging ontvangen en verworpen hadden, is Israël tijdelijk door God terzijde gezet, en was er ook geen hoop meer voor de heidenen, die tot dusver niet anders dan door middel van Israël tot God konden naderen.

Na vier jaren spreekt Paulus in de gevangenis van nieuwe openbaringen Gods. Een individuele roeping, HET LICHAAM van Christus, zonder rassenonderscheid. Vele getrouwen uit Joodse en heidense gemeenten zijn toen Paulus navolgers geworden. Ging het in het boek Handelingen om de toebereiding van de Bruid, die uit Israël is, deze tijd zal straks in het boek der Openbaring weer terugkomen.

In onze tussentijd gaat het om de aanvulling van het Lichaam ven Christus en meerdere hemelse roeringen. Een verborgenheid die van alle eeuwen en geslachten verborgen was in God. Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen de uitnemende rijkdom Zijner Genade over ons. Voor zover onze Kerken gefundeerd zijn op deze boodschap van Paulus, zullen zij zich bewust moeten worden van hun eindigheid. Want deze Paulinische boodschap is ten opzichte van haar uitwerking en toepassing slechts voor een bepaalde tijd bestemd.

De woorden des Heren uit Matth. 16:18: "De poorten der hel zullen mijn gemeente niet overweldigen" hebben betrekking op de Oud-Testamentische Kahal en zijn een aanhaling van Jer. 30:20: "En zijn zonen zullen zijn als eertijds en zijn gemeente zal voor Mijn aangezicht bevestigd worden, en Ik zal bezoeking doen over al zijn onderdrukkers". Israël kan en zal nooit ten onder gaan. Niet door Hitler, niet door de anti-christ straks, zelfs niet door de dood.

E.W.H.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden