De zin van het Koninkrijk

door

E.W. Hiebendaal



Sinds we weten dat eeuwig niet eindeloos is, maar behorende bij de eeuw, en sinds we weten dat we een eeuwig koninkrijk op aarde wachtende zijn, heeft het ook ZIN te gaan vragen naar de ZIN van het koninkrijk.

Wet is Gods bedoeling ermee? Waar zal het beginnen en WANNEER en WAARTOE? Kortom, wat stelt men zich daarbij voor? Vroeger, toen wij nog niet wisten dat Israël een toekomst had, hebben we alle profetiën vergeestelijkt en daardoor verkracht, en op ons zelf en op de Kerk toegepast. Nu nemen wij de profetie waar mogelijk letterlijk en we geloven Petrus weer, die schreef: "We hebben het profetisch Woord dat zeer vast is, en ge doet wel als ge daarop acht geeft als op een licht schijnende in duistere plaats, totdat de grote dag aanbreekt en de morgenster in uwe harten verrijst. En erkent daarbij ALLEREERST dit: dat geen enkele profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat. Want nimmer werd profetie door menselijke wil voortgebracht, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken".

Dus allereerst erkennen, dat woorden van God slechts met woorden van God kunnen worden verklaard. Israël maakte Gods gebod krachteloos door eigen inzettingen, en wij in de Kerk doen dit ook vaak. Zo zullen we dus bij het onderzoek naar de zin van het koninkrijk ons strikt aan de Schrift proberen te houden.

Prof. v. Niftrik zegt in de W.P. encyclopedie deel 7 pag. 797: "de bijbel wordt beheerst door de tegenstelling deze eeuw en de toekomende eeuw. Aioon betekent hier niet eindeloze duur maar tijdperk. Deze aioon wordt beheerst door de duistere machten van zonde, dood, duivel, hel. De toekomende eeuw herstelt de verloren gegane scheppingsluister. Die de wil Gods doet blijft in der eeuwigheid, tot in de aioon, tot in het nieuwe wereldtijdperk".

Wanneer het een goed nederlands woord was, zou het meest eenvoudige zijn wanneer we bij het woord "eeuwig" zouden lezen "EEUWS". Bijv. het eeuwse verderf, 2 Thess. 1:9; de eeuwse verlossing, Hebr. 9:12; het eeuwse oordeel, Mark. 3:29; de eeuwse pijn, Matt. 25:46; het eeuwse vuur, Jud. 7.

Nu gaan we dus zien dat bijna alles uit de bijbel op de aarde betrekking heeft, beginnend bij het aardse koninkrijk van Adam, eindigende met het aardse Koninkrijk van Jezus Christus, dat ondanks alle tegenwerkende boze machten tot stand ZAL komen, tot stand MOET komen omdat het Gods eer te na zou zijn om een eenmaal begonnen voornemen der eeuwen niet te verwerkelijken. Ef. 3:11.

Zo spreekt Hebr. 9:15 van de eeuwige erve, dat is het land Israël, dat het volk slechts een beperkte tijd heeft bezeten, maar in het koninkrijk een voldragen tijd zal bezitten, opdat, zoals Deut. 11:21 het zegt, uwe dagen en uwer kinderen dagen in het land dat de Heer uw vaderen gezworen heeft hun te geven, vermenigvuldigen, gelijk de dagen des hemels op aarde.

En de Heer Zelf zeide tot Zijn discipelen: "Waarlijk, gij die Mij gevolgd zijt, gij zult bij de herschepping, wanneer de Zoon des mensen zit op de troon Zijner Heerlijkheid ook zelf zitten op 12 tronen, richtende de 12 geslachten Israëls". Waarop Petrus later schreef: "Maak uw roeping en verkiezing vast (ondanks verkiezing valt er dus aan onze kant ook nog iets te doen) want alzo zal u rijkelijk worden toegevoegd de ingang in het eeuwig koninkrijk". De aarde staat dus in eeuwigheid.

Zoals bij onze persoonlijke wedergeboorte de oude mens niet vernietigd, maar vernieuwd wordt; zo zal de wedergeboorte der aarde geen vernietiging, maar een vernieuwing van de oude aarde zijn.

Een belangrijke vraag is: zullen wij in het Koninkrijk ook genieten van de uitvindingen en technische hulp der laatste jaren? Onze overgrootouders staarden naar de eerste stoomtrein alsof het een baarlijke duivel was. Wij maken gebruik van vliegtuigen en televisies enz., terwijl we overtuigd zijn dat het niets met zonde of duivel te maken heeft.

Wel vallen we van de ene verbazing in de andere over het menselijk kunnen, dat in steeds sneller tempo wordt opgevoerd, en we lachen eigenlijk om die eeuwenlange kaarsverlichting en de trekschuit van onze voorouders, we interesseren ons allen in de ruimtevaart. Maar we vragen ons intussen toch af: Wat is het doel van het streven der technici? De aarde één grote fabriek, één mechanisering, ook van de mens? Ten bate van de te veroveren hemellichamen? En het is juist onze hoop dat wij in het Koninkrijk vrij gemaakt zullen worden van de slavernij der vergankelijkheid? Rom. 8:20.

Nog eens: Wat is de zin van het Koninkrijk? Ik meen dat de oplossing op grond van de Schrift eenvoudiger is dan we denken. Men moet rekening houden met het verschil tussen aarde en wereld.

In de volgende aangehaalde teksten komt het verschil duidelijk uit. Al deze plaatsen doen zien, dat met "de gehele wereld" (gr. oikoumene), de bewoonde, geordende, beschaafde, althans de georganiseerde wereld is bedoeld.

  • In Luk. 2 staat dat er een gebod uitging van Keizer Augustus, dat "de gehele wereld" beschreven moest worden. Was dit het gehele aardrijk?
  • In Matt. 24:14 staat: Dit evangelie des koninkrijks zal in "de gehele wereld" gepredikt worden. Is hiermede het gehele aardrijk bedoeld?
  • In Hand. 11:28 staat: dat er een grote hongersnood zou komen over "de gehele wereld". Was dit de gehele aarde?
  • In Hand. 19:27 staat: dat "de gehele wereld" aan de grote godin Diana godin godsdienst bewees. In Hand. 24:5 beschuldigde men Paulus een opstand te verwekken onder de Joden der "ganse wereld".
  • Zo ook in Thessalonica, dat Paulus en Silas "de gehele wereld" in opstand brachten.
  • In Luk. 21:26 staat dat de volken zullen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen die over "de wereld" komen.
  • En in Hand. 17:31 dat God in gerechtigheid "de wereld" zal oordelen. Want de gedaante (vorm) "dezer wereld" gaat voorbij met al haar begeerlijkheid, met al haar uitvindingen, en "de gehele wereld" (beschaafde) zal één puinhoop worden, één grote puinhoop.
  • Waarom woelen de volken, en zinnen de natiën op ijdelheid? Die in de hemel zetelt, lacht; de Here spot met hen. Dan spreekt Hij tot hen in Zijn toorn, en verschrikt hen in Zijn gramschap. Dan buigt zich der mensen trots en wordt de hoogheid der mannen vernederd (hun Russische maan) te dien dage is alleen de Here verheven. De aardbevingen zijn dan streeksgewijs. Matt. 24:8.

De Here Jezus zeide dat deze dingen over "de wereld" zouden komen, als de machten der hemelen zouden wankelen, Luk 21:26. En wel, wanneer de steden der volken zouden vallen, te beginnen bij een deel van Jeruzalem: "En in die ure begon de aarde sterk te beven, en het tiende deel der stad viel om, en 7000 mensenkinderen werden in de aardbeving gedood". "Toen flitsten er bliksemen met dreunende donderslagen, en er had een zware aardbeving plaats gelijk er nooit geweest was sedert op aarde een mens bestond, zo geweldig beefde de aarde. En de grote stad viel in drie delen uiteen, en de steden der volken stortten in".

Die grote stad is volgens het verband van Op. 16:18 de stad Babylon, die nu nog herbouwd moet worden. Zij zal in één dag vallen en er zal in de eeuw een zee over rijzen. "De zee is over Babel heengeslagen, door haar bruisende golven is het bedekt. Want de Here verwoest Babel en vaagt het grote rumoer uit haar weg; hun golven bruisen als machtige wateren". Jer. 51:55 en 50:40 en Op. 17 en 18.

Maar het merkwaardigste van het vallen van de steden der volken in de beschaafde landen, en het einde der technische wetenschappen is wel, dat dit het moment, het einde inhoudt van Israëls verblinding. Want wanneer de Here in Jes. 6 het oordeel der verblinding over het volk Israël uitspreekt, roept Jesaja ontsteld: "Tot hoelang Heer?". En dan is de Goddelijke tijdsbepaling: "Totdat de steden verwoest worden, zodat er geen inwoner meer zij".

Vandaar dat er na deze chaotische en totale ondergang "dezer wereld", die een einde zal maken aan deze aioon, een wederoprichting aller dingen zal komen, echter naar de maatstaven Gods, neergelegd in de wetten van Sabbath en Jubeljaar, nl. gelijkheid voor allen, zoals God het voorbeeld gaf met het manna in de woestijn, en zoals we lezen in 2 Cor. 8:15 opdat er gelijkheid zij zoals er geschreven staat: "die veel verzameld had, had niet over en die weinig verzameld had, kwam niet te kort".

Israël, dat de Wet ontvangen heeft door bestellingen van Engelen, en ze niet heeft gehouden, zal andermaal voor de Wet worden gesteld. Want voorwaar, Ik zeg u, totdat de hemel en de aarde voorbij gaan, zal niet één jota of één tittel van de Wet voorbij gaan, totdat het alles is geschied - wie ze zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genoemd worden in het koninkrijk der hemelen, Matt. 5:18 en 19. Gods Wet sluit de techniek uit, en omgekeerd.

Men haalt de schouders op wanneer we heden horen, dat oude vromen in Jeruzalem de ruiten ingooien van rijdende auto's op de sabbat. Toch konden zij het wel eens zijn, die in al hun eenvoud resoneren op het levende en aionisch blijvend Woord van God. Denk aan de sabbatsreizen, een kleine wandeling die men te voet mocht doen gedurende de sabbat.

Wat is de wederoprichting aller dingen waar alle profeten van spreken? Zie Hand. 3:21. Een radicale terugzetting van de Hof van Eden naar de Hof van Eden. Want men zal zeggen, na de wederopbouw "Dit land dat verwoest was, is geworden als de Hof van Eden; de steden die, verwoest en vernield, in puin lagen zijn weer versterkt en bewoond. Dan zullen de volken die om u heen over gebleven zijn, weten dat Ik de Here, herbouw wat vernield was en beplant wat verwoest was", Ez. 36:36.

Hij zal troosten al haar puinhopen, Hij maakt haar woestijn als Eden, Jes. 51:3. De verwoeste steden zullen ze herbouwen. Amos 9:14. Want naar rechts en links zult gij u uitbreiden en uw nageslacht zal de volken in bezit nemen en de verwoeste steden bevolken, Jes. 54:3.

Wederoprichten is herstellen in de oorspronkelijke staat, zoals de schenker van Farao in zijn ambt werd hersteld. Zoals het Huis Gods naar zijn oorspronkelijk bestek werd hersteld. Neh. 13:11 en 2 Kr. 24:13.

Zoals de erfdelen in Israël weer aan de oorspronkelijke stammen terug zullen komen. Jes. 49:8, Ez. 47:21-23, 48:29. De schepping nu, in al haar delen in barensnood, zal in de toekomende eeuw een nieuw geboorteproces doorlopen. Ook in het Koninkrijksleven zal de mensheid een fase van ontwikkeling doorlopen, tot meer volkomenheid en voldragenheid, door opgang in steeds hogere orde. Het zal gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid.

Daarom spreekt het O.T. van olam, en het N.T. van meerdere nog komende aionen, Ef. 2:7.

Wat is de zin van het zwijgen Gods in onze Christenheid? Prof. K.H. Miskotte zegt in zijn boek "Als de Goden zwijgen":

"Het Christendom keert ons een gezicht toe dat gemerkt is met al de tekenen van het in laatste instantie ondoordringbaar zwijgen (blz. 18). Hij toont aan dat en waarom de moderne mens met het oude testament gebaat zou zijn, wanneer die mens onder de indruk zou komen van wat nog te verwachten is. Want na de vervulling van Christus' eerste verschijning is de verwachting eerst recht levend en krachtig geworden. Het is de schuld der beroepsgelovigen indien dit voor duizenden binnen en buiten de kerk een nieuwtje is". (blz. 221).

"En zou God niet meest daarom zwijgen, omdat het Woord wordt ten onder gehouden in onwaarheid, nl. in onze Bijbel, in onze wetenschappelijke of dogmatische fixatie van hetgeen juist of zuiver is, maar als zodanig gesloten voor het gebeuren van de werkelijke ontmoeting van Woord en wereld, van prediking en existentie, van profetie en historie? En wanneer zal de deur van nieuwe, grote geheimenissen opengaan, waar wij aankloppen?" (blz. 246).

Men vraagt zich soms af: zou het mogelijk zijn, dat God op heden de stenen gereed maakt voor het wereldhuis dat Hij straks gaat bouwen? Gods medearbeiders? Van de bouw van Salomo's tempel leest men in 1 Kon. 6:7: "En bij het bouwen gebruikte men stenen die van te voren geheel waren gereed gemaakt, zodat bij het bouwen hamer noch houweel, noch enig ijzer gereedschaap werd gehoord".

Het moet wel hol geklonken hebben al dat lawaai tegen de stille achtergrond in de steengroeve. Zo ook nu; het zwijgen Gods; het is of de geestelijke stenen worden klaar geslagen om straks, bij het begin van het Koninkrijk, geheel gereed, op de plaats te worden gezet waar ze passen.

Men kan wel roepen, maar God geeft geen hoorbaar antwoord, noch persoonlijk, noch door de mond van een engel of een profeet. Denk ook aan het lijden van Israël onder Hitler. Slechts de Heilige Geest is onze Trooster.

Maar in het Koninkrijk heet het: "Eer zij roepen zal Ik antwoorden". Straks, (wanneer weten wij niet), als de Openbaring of onthulling van Jezus Christus aanvangt, zal God weer gaan spreken door de mond van de twee getuigen, de profeten van die tijd, en door de Engel, die onder het schrikbewind van de antichrist zal bazuinen: "Vrees God en geef Hem heerlijkheid!". De Christenheid loopt niet vanaf Christus' hemelvaart tot Christus' wederkomst, maar van Israëls terzijdestelling tot Israëls wederaanneming.

Zolang de Tempel er stond, was men in afwachting van het nabije Koninkrijk. Omdat men Israël en zijn toekomst eeuwenlang heeft uitgeschakeld, heeft men de Kerk uit de volken al met het Pinksterfeest laten beginnen, en ziet over het hoofd dat men toen, tot in het buitenland tot niemand het woord richtte dan tot Joden alleen. Hand. 11:19.

Men begrijpt niet, waarom toen die nabijzijnde verwachting van het Rijk niet is doorgegaan. Men ziet niet in, dat de bekering tot God van het volk Israël, de voorwaarde was, en is, en blijft, vóór de komst van het Koninkrijk. Vandaar de roep vanaf Johannes de Doper: "Bekeert u, want het Koninkrijk is nabij gekomen". En de mogelijkheid van deze komst bleef, gedurende de tijd dat de Tempel er nog stond: de Engelen nog tot dienst der gelovigen uitgezonden werden. Hand. 5:19 en 12:7. In onze tussentijd niet meer, in het Rijk wel. Toen waren er ook nog profeten die spraken. Hand. 21:9, 11 en 19:6. In onze tussentijd niet meer; in het Rijk wel. De Wet werd toen nog door de bekeerde Jood gehouden. Hand. 13:15, 18:18, 21:24, 25:8. In onze tussentijd niet meer; in het Rijk wel.

In elk geval is de onboetvaardigheid van Israël de oorzaak dat de omweg naar Gods doel met de wereld zoveel langer geworden is. Het is echter niet zo, dat het Woord Gods gefaald zou hebben, Rom. 9:9. In onze tussentijd geeft het Westen leiding aan de volken, in het Rijk zal Israël leiding over het Westen hebben, Jes. 59:19. Leidse vert.

In onze beschaafde wereld is er maar weinig echte honger naar God. In het Rijk zullen mannen uit alle volken achter éne Joodse man aanlopen en zeggen: "Wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord dat God met u is".

Het huwelijk in het algemeen zal ook een wederoprichting ondergaan. Al weten we uit de Schrift weinig van het oorspronkelijk geluk van het eerste mensenpaar, het Hooglied zal daar wel op terug zien, en dus ook profetisch zijn voor de toekomst. Zulk een rein en rijk geluk moet Gods bedoeling geweest zijn voor de mens. Joseph Haydn zal het zo hebben aangevoeld toen hij zijn Oratorium "De Schepping" schreef, waar hij Adam en Eva elkander doet toezingen: "Mit dir, mit dir, ist Seligkeit das Leben".

In het Koninkrijk zal de vloek van de mens zijn opgeheven, daar zal ook satan de dooreenwerper gebonden zijn. Daar geldt niet meer: met smart zult gij kinderen baren en tot uw man zal uw begeerte zijn. Daar geen zuigelingen meer van weinig dagen, maar: Uw vrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok in uw woning, uw zonen als olijfstekken rondom uw dis, Ps. 128.

Geen woningnood meer, want zij zullen huizen bouwen en die bewonen, wijngaarden planten en de vrucht daarvan eten; zij zullen niet bouwen dat een ander daar wone; zij zullen niet planten dat een ander daarvan ete, want gelijk de levensduur der bomen is, is de levensduur Mijns volks, dus zal een ieder het werk zijner handen verslijten.

Nu krijgen onze kleuters verkeersonderricht, dan zullen ze spelen met leeuwenwelpen. Dan zal men onder de volken de daden Góds vermelden. Nu is de wereld vol van de technische ontwikkeling der strijdmiddelen, die de spanning der volken met de dag verhogen. Zo was in het Paradijs Gods vloek over Adam: "In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij wederkeert tot de aarde". Heden leest men in de kranten, dat een liter olie voor de helft bestaat uit mensenzweet. Dan trilt de humor even door je heen en zing je ineens:

Geen zweet dan ook geen olie,
dus ook geen vliegtuig of geen car!

Zal men dan weer wandelen, één en twee mijl? Daarover spreekt de bergrede, die wel de grondwet van het Koninkrijk zal zijn. De gedachte aan wandelen alleen maakt al rustig, men krijgt er in ieder geval geen managerziekte van!

Er zal daar ook verandering van bodem zijn. Jes. 41:15-20, Jes. 35:8-10. Er zal verandering van natuurorde zijn. Dan zal het licht der blanke maan als het licht der gloeiende zon zijn, en het licht der zon als het licht van zeven dagen, ten dage als de Heer de breuk Zijns volks zal verbinden, en de wond waarmede het geslagen is zal genezen, Jes. 30:26. Dit houdt in, dat er geen verwarming meer nodig zal zijn; dus ook geen mijnwerkers met stoflongen, waaraan ze vroeg sterven.

De wedergeboorte der natuur houdt dan verband met de vernieuwing der mensheid naar een geestelijke orde. Immers bij de krachten der toekomende eeuw behoort ook de onzichtbare verplaatsing van de mens.

In de tijd der Handelingen, tijdens de nabije verwachting, werkten deze krachten al, zoals Philippus door de Geest des Heren van Gaza naar Asdod verplaatst werd. Meerderen van dergelijke krachten zullen in het Koninkrijk de ontdekking van atoomkracht en kernenergie op een meer Goddelijke wijze kunnen vervangen. Zo zegt de Heer: Door bekering en rust zult gij verlost worde in stilheid en vertrouwen zal uw sterkte zijn. Men zal er rustig en veilig zijn, door niets opgeschrikt. Engelen doorkruisen de aarde, en zie, de gehele aarde verkeert in volkomen rust, Zach. 1. En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn. De Wet van God is daar weer de oude Joodse leefwijze, waar het ritme der jaargetijden in de feesten te zien is.

Achter de Wet van Mozes staat waarlijk niet de koopman. De profetie doet daar een heel eenvoudig landelijk leven zien. Er zullen geen ziekenhuizen, dokters of verpleegsters meer zijn, want niemand zal zeggen: "Ik ben ziek". Er zullen geen kazernes meer zijn, want men zal daar de oorlog niet meer leren, de kinderen uwer knechten zullen veilig wonen, hun nageslacht zal voor hun aangezicht BLIJVEN bestaan.

Gods wil geschiedt DAN op aarde als in den hemel, en in de hemel is geen techniek. Daarom alleen al kan onze tegenwoordige beschaving en techniek NIET geheel naar Gods wil zijn. Het zal juist de geciviliseerde wereld zijn, die in haar geheel zal worden verwoest. In onze tijd werken de machines dag en nacht, met mannen en vrouwen aan de lopende band.

In het tegenwoordige Israël zeggen de vromen tot elkaar: Werk op de sabbat maar met je linkerhand. Omdat ze het vliegverkeer en de hoogovens niet stil kunnen zetten; ze weten innerlijk dat zij tegen Gods wil ingaan. Maar het Woord Gods zegt onherroepelijk: "Tot de WET en tot de getuigenis, zo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben".

Dr. W. ten Boom schrijft in "Het Oude Testament en de Symboliek": Er is sprake van een glorierijk herstel der oude bedeling, onder het aspect van het gericht, dat, al is het voor een korte tijd, de geschiedenis van Israël zal doen herleven. Juist om dat verleden nog eens in het zuivere en volle licht der vervulling te plaatsen. Het oude verbond zal nog eens de revue passeren (schrijfster dezes meent, dat Hebr. 8:8 zegt dat God in DIE dagen het nieuwe verbond met Isreël zal AFSLUITEN). Want eigenlijk is de toestand zo, vervolgt Dr. ten Boom, dat in de oude dagen het verbond nimmer ten volle tot zijn recht is gekomen.

Wij kunnen gerust zeggen: Het is aan de satan gelukt de luisterrijke bedeling van het oude verbond voortdurend te onderbreken, te verduisteren en te verdraaien. Het prachtige samenstel der O.T.-eredienst is nooit in volle werking gezien en verstaan, en de daarin schuilende vrijheid is miskend of in slaafse vormendienst overgegaan.

Dan zal volgens Ez. 47 de tempel worden herbouwd en de offers zullen dan terug zien op het volbrachte werk van Christus, en dankbaar doen gedenken wat God in Christus deed voor het herstelde Israël. Dan zullen de feesten hun volle, hemelse interpretatie ontvangen en aan de apostelen de eer om ze voor de ogen der twaalf geslachten Israëls nog eenmaal te vertolken en ze voor de wereld te doen uitstralen. Tot zover Dr. ten Boom.

En wat er in het Koninkrijk zal opvallen als nooit tevoren is de vriendelijke edelmoedigheid, zoals Gods Wet ons nog nimmer deed zien. Waar ter wereld is ooit beleefd: Wanneer Uw vijand in moeite of gevaar verkeert zo zult gij u niet van hem afwenden. Ex. 23. Dan zullen de bedoelingen van God, met Israël, juist door het houden van een volmaakte Wet die heilig is en goed, ten volle tot hun recht komen nu Israël is wedergeboren. God zal ook eenmaal door Zijn Wet gerechtvaardigd worden. Het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat dat al wat leeft zal komen om zich voor Mijn aangezicht te buigen, ZEGT DE HEER, en dan hebben wij te zwijgen. Ja, vele natiën en machtige volken zullen komen om de Heer der Heerscharen te Jeruzalem te zoeken en de gunst des Heren af te smeken. Zach. 8:21.

Van waar de zon opgaat tot waar zij ondergaat is Mijn Naam groot onder de volken, en allerwege worden gebrachte reine offers aan Mijn Naam, Mal. 1:11. En de Heer Jezus haalde Jes. 56:7 aan als belofte voor de volken toen Hij zeide: "Staat er niet geschreven: Mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken? Maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt". En in Ez. 37:25 staat: "Dan zullen zij wandelen in Mijn verordening en Mijn inzettingen zullen zij bewaren en volbrengen. En David, Mijn knecht, zal hun Vorst zijn in de eeuw ... Mijn woning zal bij hen zijn ... en de volkeren zullen erkennen dat Ik de Heer het ben die Israël heilig, wanneer Mijn heiligdom in hun midden is in de eeuw".

Natuurlijk is er dan geen versteend rabbinisme meer, dat door eigen inzettingen Gods geboden krachteloos maakt. Dan kunnen de priesters aan het volk geen lasten opleggen zwaar om te dragen, en ze zelf met hun vinger niet aanroeren; want Christus regeert er, met een ijzeren scepter. Gerechtigheid is het kenmerk van het koninkrijk, vandaar dat er nog vloek en dood is, en velen zich (uit vrees voor straf) geveinsdelijk zullen onderwerpen. Het eeuwse vuur is daar, Jes. 66:24, waarheen de Heer wees toen Hij zei: "Vrees Hem, die nadat Hij gedood heeft, volmacht heeft, te werpen in de gehenna, vrees Dien. Na het koninkrijk is er geen vloek en geen dood meer, Op. 21:4.

Na het koninkrijk is Israël niet meer de eerstgeborenen volkenzoon van God, ondat dan alle volken, volken Gods zijn geworden. Op. 21:3. In het koninkrijk zijn er nog zeeën, want dan worden vanuit Israël gezonden naar de verre kustlanden en de vergelegen eilanden, die van Gods Naam nog niet hebben gehoord, noch Zijn heerlijkheid hebben gezien. Na het koninkrijk is er geen zee meer, Op. 21:1. Dan is er ook geen dag en nacht meer, Op. 21:26. Als Israëls taak volbracht is, kan de aioon der aionen aanbreken, Hebr. 1:8. Deze gaat ver boven de vorige aioon uit, zie de term: heilige der heiligen, en: Koning der koningen. Op. 22 wijst op één nog verdere ontwikkeling want er zijn levensbomen welker bladen de volkeren dienen. Gr.tekst.

Maar, kan men zeggen, zulk een stoffelijke voorstelling van het Koninkrijk is toch in strijd met de woorden van de Heer in Luk. 20? Daar zegt Hij: "Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden (van tussen de doden uit, zie "waardig") zullen noch huwen, noch ten huwelijk gegeven worden; want zij kunnen ook niet meer sterven; want zij zijn de engelen gelijk, en zijn zonen Gods, daar zij zonen der opstanding zijn".

Al hetgeen we tevoren schreven over degenen die het Koninkrijk zullen beërven, betrof de laatste generatie dezer eeuw; het bekeerde overblijfsel van Israël en de overblijvenden uit de volken. Deze zullen bij de komst des Heren zonder te sterven het Koninkrijk binnengaan. Maar in Luk. 20 gaat het over een opstanding van gelovigen uit het oude en het nieuwe Testament. Welgelukzalig die NIET gezien hebben, en geloofd hebben. Joh. 20:29.

Het had de toen bestaande generatie kunnen zijn, daarom, weende de Heer over hen, omdat zij niet wilden. Nu zal het de laatste bekeerde generatie dezer eeuw zijn die zonder te sterven overgaat in de toekomende eeuw, tezamen met de uit de oordelen overgebleven volken, wanneer Israëls Messias op hun geroep zal neerdalen. "Och, of Gij de hemelen scheurdet dat Gij wederkwaamt! Dan wordt hun jeugd vernieuwd als eens arends jeugd. Dan worden zij leidslieden van blinde, een licht voor hen die in duisternis zijn, een opvoeder van onverstandigen en een leermeester van onmondigen, daar zij in de Wet de belichaming der kennis en der wijsheid bezitten. Rom. 2:20.

Maar de gelovigen uit oud en nieuw testament, die zullen OPSTAAN bij 's Heren wederkomst zullen boven de stof uit zijn. Deze zullen dus, hoewel geestelijk evenals de Heer, in een menselijke bestaanswijze op aarde zijn, èn boven, èn met het wedergeboren Israël zullen zij onderwerpen het toekomende aardrijk waarover wij spreken. Ook de engelen zijn dan gedienstige geesten, tot dienst uitgezonden dergenen die de behoudenis zullen beërven. De profeten en martelaren Van Hebr. 11 beërven ook deze betere opstanding. Vers 35.

De woorden van Martha gelden dus nu voor de laatste generatie, het overblijfsel van Israël: "Die in Mij gelooft zal leven, al ware hij gestorven (de OPSTANDING) en wie leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven IN DE EEUW, gelooft gij dat?".

Ook zegt de Heer in Matt. 26:29 dat Hij dit Pascha, en de vrucht van de wijnstok niet meer zal drinken, tot op de dag dat Hij haar nieuw zal drinken in het Koninkrijk Zijns Vaders. Dit is de instelling van het nieuwe verbond, dat in die dag zal worden afgesloten. Hebr. 8:8. Gr. tekst.

Het zwijgen Gods zal eindigen wanneer Hij te niet zal maken alle wijsheid der wijzen en Hij het verstand der verstandigen zal verdoen. Wij spreken Wijsheid, zegt Paulus, bij hen die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw, wier macht te niet gaat. Rom. 2:6. Maakt God niet dwaas de wijsheid "dezer wereld"? Voorwaar die dag komt brandende als een oven, die hen wortel noch tak zal overlaten. Dan worden alle overmoedigen tot kaf. Maar voor u die Mijn Naam vreest zal de zon der gerechtigheid opgaan. Mal. 4:1, 2.

De overblijvenden onder de mensen, die op de Heer hun vertrouwen stellen, zullen de doorgestane schrik overdenken en de Koning zien in Zijn schoonheid. Jes. 33:12. Geef overal de jeugd dit uitzicht! Want niet: "Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst", maar: "Wie de toekomst heeft, heeft de jeugd". Waar geen visie is, verwildert het volk. Voor onderzoek naar de onwetende, overblijvende volken, zie: Hand. 15:17; Ez. 14:22; Zach. 13:8; Jes. 4:2, 3; Joël 2:32.

E.W.H.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden