De Priester-Koning
van de toekomende eeuw

door

E.W. Hiebendaal



Ezechiël was een priester, die met andere edelen gevankelijk werd weggevoerd door Nebukadnesar, vóór de verwoesting van Jeruzalem. Hij begon in het 5e jaar van zijn ballingschap te profeteren en is in de nabijheid van Babel gestorven, waar zijn graf door Joden nog druk wordt bezocht. Wij weten uit zijn profetiën dat hij zijn eigen woning bewoonde te Tel Abib, Ez. 3:15, 8:1; dat hij gehuwd was en zeer gehecht aan zijn vrouw, die plotseling stierf, Ez. 24:16, 18; dat hij Daniël, die ook in ballingschap was, waarschijnlijk kende, want hij noemt hem in Ez. 28:3.

De overlevering zegt, dat hij, als vele profeten, door zijn eigen volk is gedood. Ging het begin zijner profetieën over de ondergang van land, stad en tempel en de oordelen over de zeven omliggende volken, in hoofdstuk 36 en volgende ziet zijn zienersblik Israëls verre en heerlijke toekomst en een Tempelpaleis, zo groot en groots van hoogte en omvang, dat velen nu nog, deze maten niet letterlijk kunnen aanvaarden. Toch, als wij in Zach. 6:12 lezen, dat de Messias zelf deze Tempel zal doen bouwen, in de stad des groten Konings, dat de koningen der aarde verwonderd zullen zijn en verschrikt van zulke paleizen Gods, op de berg Zijner Heiligheid, Ps. 48:2-6, dan behoeven wij niet te twijfelen of alles letterlijk zal zijn, alleen gaat het nu misschien boven onze bevatting, maar het zal immers dàn een bedehuis van alle volken zijn?

Verder zegt dan Zach. 6:13, dat deze Messias-Koning ook het sieraad zal dragen (van de Hogepriester) en zal zitten en heersen op Zijnen troon, en Hij zal Priester zijn op Zijn troon en de raad des vredes zal tussen hen beiden zijn. Dit is heel bijzonder: Koning en priester tezamen. Ook Ez. vertelt ons dit bijzondere op meerdere plaatsen, 45:17 “En het zal den Vorst opgelegd zijn te offeren de brandofferen en het spijsoffer en het drankoffer op de feesten en op de nieuwe maanden en op de sabbatten en op alle gezette hoogtijden des huizes Israëls”.

Nu worden er in Ez. meerdere vorsten genoemd, zoals Jes. 32:1 ook zegt: “Ziet, één Koning zal regeren in gerechtigheid en de vorsten zullen heersen naar recht”. Het is helemaal niet onmogelijk hier te denken aan de twaalf tronen der discipelen, die in de wedergeboorte van Israël zullen zitten of twaalf tronen, leidende de twaalf geslachten Israëls. Het feit echter, dat de functie van Koning en Priester door één en dezelfde persoon kan worden waargenomen, is een bewijs dat zulks plaats zal hebben in de volgende eeuw, want in onze eeuw staat de Wet van Mozes niet toe, dat éénzelfde persoon koning en priester is.

Hoe werd deze zonde aan Koning Uzzia zwaar gestraft, toen hij wilde offeren in zijn hoogmoed, en voor het altaar melaats werd. Hij overtrad tegen de Here zijn God, want hij ging in de Tempel des Heren om te roken op het reukaltaar. De priester Azaria ging hem na met 80 man om hem nog te verhinderen deze zonde te doen, maar Uzzia werd toornig, toen rees de melaatsheid op aan zijn voorhoofd en hij bleef het tot de dag zijns doods, 2 Kron. 26:16-21. Ook van Koning Saul staat geschreven, dat hij zelf brandofferen en dankofferen ging vóór de slag tegen de Filistijnen en niet wachtte tot Samuel kwam, waarop God hem als koning verwierp, 1 Sam. 13:8-14. Zie over het ten onrechte bekleden van priesterlijke functies ook 2 Sam. 8:18 “Maar Davids zonen waren Prinsen”. In de grondtekst moet staan priesters, en dat mocht niet, want David was uit Juda en de priesters moeten uit Levi zijn, uit de stam van Aäron. Het bijzondere van Melchizedek was, dat hij èn Koning èn Priester des allerhoogsten Gods was, zonder erfopvolging, zonder geslachtsregister, Hebr. 7:3. Hij was een rechtvaardig, vreedzaam Koning te Jeruzalem, temidden der goddeloze Kanaänieten en het bleek, dat hij met de toen reeds machtige Abraham, dezelfde God vereerde.

Ook blijkt uit Hebr. 7:3, dat hij zelfs het bijzondere ambt van priester-koning niet door erfopvolging, maar rechtstreeks van God uit de hemel ontving. Nu was ook de Heer Jezus niet uit het priesterlijk geslacht van Levi en toch is er in Hebr. 5:1-21 steeds spraken van Zijn Priesterschap. Maar Hij is ook Priester naar een andere ordening dan die door Mozes werd gegeven. Hij is boven-nationaal, universeel, Priester naar de ordening van Melchizedek, Gen. 14:18-20. Ook Melchizedek had geen priesterlijk geordende ouders, en geen priesterlijke geslachtsrekening.

Aäron, de eerste priester uit de stam Levi, kwam voort uit Abraham, de nationale lijn. Christus was Priester naar de ordening van Melchizedek, de boven-nationale lijn.

Abraham was immers de mindere van Melchizedek, want hij gaf hem tienden, Hebr. 7:2. Zo is ook Christus de geheel enige Hogepriester, die dit ambt bekleedt, niet naar de wet van een vleselijk Mozaïsch gebod, maar naar de kracht van het onvergankelijke leven, Hebr. 7:15-17. De priesters uit Levi waren voor Joden alleen nationale priesters. Christus’ Priesterschap is ver boven Levi verheven en is het voor alle eeuwen, voor alle geslachten en voor alle volken. Los van Israël, niet uit haar voortkomend als Priester, ook niet op haar ingeplant, zoals in Rom. 11, maar daar boven uitgaande, welke geestelijke lijn eerder bestond, en ook bleef doorgaan toen Israël tijdelijk uitviel, Onze Heer is uit Juda opgegaan, Zijn heil gaat verre boven het nationale uit, is universeel, naar de typische figuur van Melchizedek, priester der Allerhoogsten Gods, die hemel en aarde, het universum, bezit.

Toen er nog geen Joden en Heidenen waren, alleen Adams nageslacht, heeft God al. mensen door het geloof gerechtvaardigd, te beginnen bij Abel. Abraham is ook vader van alle gelovigen geworden toen hij ongeveer 75 jaar oud was, maar pas stamvader der Joden toen hij 99 jaar oud was. Het eerste geloof van Abraham gaat buiten en boven Israël uit en is ook boven-nationaal, omvat geen aardse hoop, maar een hemelse, omvat geen Joden alleen, maar alle gelovigen van alle eeuwen en geslachten.

Van Abraham zegt de Heer Jezus dan ook, dat hij in Christus heeft geloofd, Zijn dag gezien heeft en verblijd is geweest. Zijn hoop gold niet de aarde, maar het hemelse Jeruzalem, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is en dat de toekomende aioon nog niet op aarde is, Gal. 4:26. Wel in de 5e aioon, Op. 21:2.

Zo is en blijft dan de besnijdenis en de later volgende Wet uitvloeisel en onderdeel van Abrahams eerste geloof, zonder iets zichtbaars en tastbaars. Rom 4:12 leert dan ook duidelijk dat Wet en de besnijdenis niets is, als de Jood niet, evenals de niet-Jood, wandelt in de voetstappen van Abraham vóór hij besneden was, want de Wet kan dan alleen door de Jood worden vervuld, als hij is wedergeboren en dient in nieuwheid des Geestes. Zo heet dan Abraham bovenal, en in de eerste plaats, erfgenaam der wereld, Gen. 22:17 en 18, dat is van hemel en aarde en is hij tot een vader, niet van Israël alleen, maar van vele volken, gaat zijn geestelijk zaad boven alles uit, zoals de sterren des hemels zijn boven het stof der aarde, Gen. 15:15.

Ook Hebr. 11 geeft ons zulk een lijst van sterren des hemels te zien, die begint bij Abel en dan verder als niet Joodse namen noemt: Henoch, Noach en Rachab, de hoer. Alle martelaren, profeten, Joden en niet-Joden maken daar deel uit van de boven-nationale lijn en beërven de betere opstanding, zijn der hemelse roeping deelachtig. Heel merkwaardig zegt het laatste vers van Hebr. 11, dat God iets beters over hen voorzien had, dat zij de beloften nog niet hebben verkregen, maar gelijk met hen (toen nog levende gelovigen) zouden, volmaakt worden. Een woord, dat n.m. ook nog in Luk. 13:32 staat en heel goed vertaald kan worden met “opstaan”.

Als men zich veel verdiept in Gods getuigenis, gaat het net, als wanneer men op een mooie septemberavond de sterren hemel aanschouwt. Eerst denkt men dat alle sterren eender zijn, maar hoe langer men ziet, hoe meer wij onderscheiden kleur, grootte, en afstanden en ook hoe menigvuldiger in aantal zij worden. Zo ook met de Schrift. Men onderscheidt dan meerdere Evangeliën, Gal. 2:7, meerdere Gemeenten, meerdere opstandingen, bedelingen en aionen, meerdere soorten van gelovigen. Er zijn kinderen Gods, zonen Gods, maar er zijn ook volwassenen, volmaakten, die door gewoonte de zinnen geoefend hebben. En allen wandelen op de weg der zaligheid, zegt Paulus, of zoals Petrus zegt: op de weg der gerechtigheid, en allen kunnen opwassen tot de grootte van de volheid van Christus, Ef. 4:13, Col. 4:12, Ef. 3:19, want voor onderscheiden gelovigen zijn ook onderscheiden beloften, nl. de aarde, de hemel en boven de hemelen, aan de rechterhand Gods, boven al het geschapene, buiten alle aionen, en veelvuldige wijsheid Gods, Ef. 3:10. Want de Werken des Heren zijn groot; zij worden gezocht van allen, die er lust in hebben, Ps. 111:2. En de getuigenis des Heren is gewis, den eenvoudige wijsheid gevende, Ps. 19:8.

Zo zal er zijn een gemeente met een hemelse bestaanswijze die de gevallen engelenwereld zal richten (recht zetten), 1 Cor. 3:2. En een hersteld Israël dat zijn taak heeft voor de volken. Want het gaat niet om de Gemeente, en ook niet om Israël maar om heel de wereld, om heel de schepping.

God geeft plaats in de hemelse gewesten in Christus Jezus om in de komende eeuwen (aionen) de overweldigende rijkdom Zijner genade te tonen, Ef. 2:7. De Gemeente die Zijn lichaam is, wordt met Hem verborgen in God, om straks ook met Christus te worden geopenbaard. Toen de Here Jezus aan het kruis riep: “Het is volbracht”, was hetgeen voorspeld was van Zijn 33 jarig lijden vervuld, maar de vervulling van de heerlijkheid daarna volgende moet nog komen. Alles moet worden vervuld wat van Hem geschreven staat, in Wet, Profeten en Psalmen, zei de Heer Zelf na Zijn opstanding, ook het zitten op de troon Zijner heerlijkheid, het Pascha krijgt zijn vervulling in het Koninkrijk Gods, Luk. 22:15-18.

Ook het Pinksterfeest, nl. Gods Geest over alle vlees. En van Israëls Nieuwjaar, Grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest is nog niets vervuld. Het merkwaardigste in de symboliek van het Loofhutttenfeest is wel, dat dit het enige feest is in Israël dat de volken in zich betrekt. In 7 dagen werden er 70 stieren geofferd in een aflopend getal. Het getal 70 spreekt ons van de 70 volken die wij in Gen. 10 zien ontstaan. De grenzen van die 70 volken, zo luidt de profetie in het lied van Mozes, Deut. 32, zal God stellen rondom de kinderen Israëls, ook voortgekomen uit de 70 zielen van Jacob, God heeft de hun toegemeten tijden en grenzen van hun woonplaatsen bepaald. Toen de Allerhoogste aan de volken hun erfenis toebedeelde, heeft Hij de grenzen der volken vastgesteld naar het getal der Zonen Israëls. De 70 volken rondom de 70 zonen Israëls, daarop zien de 70 stieren van het Loofhuttenfeest.

Israël zal aanvankelijk tegenover en boven de volken staan, maar die tegenstelling is geroepen om steeds meer te verdwijnen. Dat zegt ons het elke dag afnemende getal. Num. 29. Het gaat niet om Israël, noch om de handhaving van het wettisch onderwijs, dat maar werktuig is, en een voorbijgaand middel, maar om de verzoening van heel de wereld.

Zo is het Loofhuttenfeest van wereldomvattende betekenis. Op Mijn Wetsonderricht zullen de kustlanden wachten, zegt God. Ik zal hen vreugde bereiden in mijn bedehuis, hun brandoffers en slachtoffers zullen welgevallig zijn op mijn altaar. Want vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat, is Mijn Naam groot onder de volken, allerwege wordt Mijn Naam reukwerk gebracht en een rein spijsoffer.

Men noemt dit nu, zelfs van Joods-Christelijke zijde, een gevaarlijk dwepen met het Oude Testamant. Men meent oprecht dat onze Kerken de maatstaf zijn voor het komende Koninkrijk. Wel niet met de feilen die haar nu nog aankleven, neen, maar juist het samengaan met Israël zal de Kerk genezen, en zo zal het een Una Sancta worden, een Kerk b.v. in Israël, waar Jood en Arabier en Christen kunnen samengaan. Een toekomend Koninkrijk met Tempeldienst en offers is wel zo onchristelijk! Hoe kan zoiets nu samengaan met onze wetenschap en onze cultuur? En al die hedendaagse uitvindingen zijn immers al profetie van het Koninkrijk?

We kunnen de klok toch geen 2000 jaren achteruit zetten? Neen, dat kunnen wij ook niet, en daarom zal God het doen, en radicaal. Deze boze aioon zal worden afgesloten met een plotselinge verwoesting, een aardbeving zo groot, dat alle steden der volken zullen instorten, Op. 16:19. De aarde barst geheel open, de aarde schudt hevig, de aarde waggelt vervaarlijk, de aarde wankelt zeer als een beschonkene, Jes. 24:19. Dan zullen de overblijvende mensen de Heer zoeken. Hun hart zal de verschrikking overpeinzen, hun ogen zullen de Koning zien in Zijn schoonheid. In die oordelen gaan ook de twee boetedagen van Israël in vervulling, de dag des geklanks en der bazuinen, en de grote Verzoendag, als de grote Hogepriester zal uittreden uit het hemels heiligdom. Waarop de vervulling van het Loofhuttenfeest begint.

Dan houdt Hij Zijn intocht opnieuw in Jeruzalem en ook in de Tempel, dan zal de priesterschaar zingen:

“Wij zegenen U uit het huis des Heren, heft uwe hoofden op, gij poorten, dat de Koning der ere inga. Gezegend Hij die komt in de Naam des Heren! Bindt de feestoffers met touwen vast, bij de hoornen van het altaar” Ps.118.

Het Loofhuttenfeest was voorheen Israëls grootste feest, dan werden ommegangen gehouden rondom het met boekwilgen versierde altaar en de Hallels gezongen. Op de 8ste dag, de grootste dag, had de waterplenging plaats, en bij het water scheppen steeg dan de vreugde ten top. Dan zong de menigte de zes verzen van Jos. 12: Gijlieden zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils, enz. Het levende water uit de Siloam vijver, dat de priester, gemengd met wijn van het drankoffer, tegen het altaar wierp, zag men dan door gemaakte goten afvloeien naar het Kedrondal, van het verzoeningsaltaar de wereld in. Men begrijpt de ontroering van onze Here Jezus, toen Hij dit ziende uitriep: “Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in Mij gelooft, stromen des levenden waters zullen uit zijn binnenste vloeien”.

Hij zag dat eenmaal dit feest door alle volken zou worden mede gevierd, als levende wateren uit Jeruzalem zullen vlieten, waarvan dit plengoffer slechts schaduw was. En het zal geschieden dat alle overgeblevenen van alle volken van jaar tot jaar zullen optrekken, om te vieren het feest der Loofhutten, Zach. 14.

Zo zal eenmaal alles worden vervuld uit de Wet, de Profeten en de Psalmen. En geen tittel of jota blijft onvervuld totdat alles is geschied. Dus tot een bestemde tijd. Ook al meent men dat de Romeinen-, Galaten- en de Hebreeënbrief dit tegenspreken. Doch ook het Vaderhuis met de vele woningen wordt dan bewoond. Want hemel en aarde moeten in harmonie met God worden gebracht, waarbij de gevallen engelen zijn inbegrepen. Uw wil geschiede in de hemel, alzo ook op de aarde. En tezamen zal men het lied van Mozes zingen, en het gezang des Lams: “Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heer, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der volkeren”.

E.W.H.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden