Nederlandse Statenvertaling

Psalmen 74

Psalmen

Index

Hoofdstuk 75

 

1

Voor den opperzangmeester, Altascheth; een psalm, een lied, voor Asaf.

2

Wij loven U, o God; wij loven, dat Uw Naam nabij is; men vertelt Uw wonderen.

3

Als ik het bestemde ambt zal ontvangen hebben, zo zal ik gans recht richten.

4

Het land en al zijn inwoners waren versmolten; maar ik heb zijn pilaren vastgemaakt. Sela.

5

Ik heb gezegd tot de onzinnigen: Weest niet onzinnig; en tot de goddelozen: Verhoogt den hoorn niet.

6

Verhoogt uw hoorn niet omhoog; spreekt niet met stijven hals.

7

Want het verhogen komt niet uit het oosten, noch uit het westen, noch uit de woestijn;

8

Maar God is Rechter; Hij vernedert dezen, en verhoogt genen.

9

Want in des HEEREN hand is een beker, en de wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijndroesemen uitzuigende drinken.

10

En ik zal het in eeuwigheid verkondigen; ik zal den God Jakobs psalmzingen.

11

En ik zal alle hoornen der goddelozen afhouwen; de hoornen des rechtvaardigen zullen verhoogd worden.



Psalmen 76

 

 

 






Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden