Nederlandse Statenvertaling

Psalmen 29

Psalmen

Index

Hoofdstuk 30

 

1

Een psalm, een lied der inwijding van Davids huis.

2

Ik zal U verhogen, HEERE, want Gij hebt mij opgetrokken, en mijn vijanden over mij niet verblijd.

3

HEERE, mijn God! ik heb tot U geroepen, en Gij hebt mij genezen.

4

HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald.

5

Psalmzingt den HEERE, gij Zijn gunstgenoten! en zegt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid.

6

Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich.

7

Ik zeide wel in mijn voorspoed: Ik zal niet wankelen in eeuwigheid.

8

Want, HEERE! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt.

9

Tot U, HEERE! riep ik, en ik smeekte tot den HEERE:

10

Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen?

11

Hoor, HEERE! en wees mij genadig; HEERE! wees mij een Helper.

12

Gij hebt mij mijn weeklage veranderd in een rei; Gij hebt mijn zak ontbonden, en mij met blijdschap omgord;

13

Opdat mijn eer U psalmzinge, en niet zwijge. HEERE, mijn God! in eeuwigheid zal ik U loven. Psalmen 31



Psalmen 31

 

 

 






Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden