Deel I
No 6
12 Oct . 1929

De Heilige Schriften

No. 6.

SPREUKEN


Spreuken bestaat uit een reeks van regels, die tot leiddraad dienen voor de wandel in deze wereld. Het zijn regels voor het dagelijks leven. De Here waarschuwt tegen de gevaren, waarmee het pad van Zijn aardse volk omringd is en wijst hun de weg der wijsheid.

Structuur:

1:1-6 inleiding.

A1 1:6-9:18 “De woorden van de wijze.” Voor Salomo. Voor een vorst en een koning. Tweede persoon (Mijn zoon, gij, uw, enz.). De Moeder.

B1 C1 10:1 - 19:19 Spreuken voor Salomo. Voor allen. Derde persoon (Hij, zijn, hem, zij, hen).

D1 19:20 - 24:34 Spreuken voor Salomo. Voor een vorst en een koning. Tweede persoon (Mijn zoon, gij, u).

B2 C2 25:1 - 26:28 Spreuken van Salomo. Voor allen. Opgeschreven door de mannen van Hiskia. Derde persoon (Hij, hem, zijn).

D2 27:1 - 29:27 Spreuken voor Salomo. Voor een vorst en een koning. Tweede persoon (Mijn zoon, gij, u).

A2 30:1 - 31:31 “De woorden van Agur” en “de woorden van Lemuël” Voor Salomo, voor een vorst en een koning (Mijn zoon, gij). De “Moeder”.

Het boek maakt geen aanspraak op eenheid van auteurschap, d.w.z., het is niet door één schrijver geschreven, het is een verzameling van spreuken, die niet uitsluitend van Salomo zijn. Hoewel er in sommige delen wijsheid wordt gegeven van algemene strekking, vinden we in andere waarschuwingen en raadgevingen voor een particulier persoon, niet voor alle soorten en toestanden van mensen. Er zijn 4 personen aan het woord: Salomo, de Wijze, Agur, Lemuël Er zijn spreuken voor en van Salomo. De “Wijze” is Salomo's leermeester.


JOB

Job betekent: Beproefde, Gekwelde. Hij was de zoon van Issaschar, Gen 46:13 en tijdgenoot van Mozes. Hij was een concreet (daadwerkelijk) voorbeeld van het werk van de “Vijand”. In het boek wordt het probleem van het lijden besproken. De eerste 3 vrienden bezien Job's zaak verkeerd, de vierde, Elihu, laat de oplossing aan God over. De Here geeft die te Zijner tijd. Job's laatste is beter dan zijn eerste, 42:12.

Structuur:

A1 1:1-5 Inleiding. Historie.

B1 1:6 - 2:10 Satans aanval. Job van alles beroofd.

C1 2:11-13 De 3 vrienden. Hun aankomst.

D1 3:1 - 31:40 Job en zijn vrienden.

E 32:1 - 37:24 Optreden van Elihu: de Middelaar.

D2 38:1 - 42:6 Job en Jehovah.

C2 42:7-9 Satans nederlaag. De 3 vrienden. Hun vertrek.

B2 42:10-13 Satans nederlaag. Job dubbel gezegend.

A2 112:14-17 Besluit. Historie.


HOOGLIED

In het Hebreeuws heet dit boek: Lied der liederen. Het beschrijft de liefde van Jehovah voor Israël, als Bruid. We kunnen dit punt hier niet uitwerken, maar wijzen terloops op het feit, dat de Bruid geen verborgenheid was, wat met het Lichaam van Christus wel het geval is. Dat was nl. tot op Paulus' tijd in God verborgen. (Ef. 3:9, Col. 1:26).

Structuur.

A1 1:1-11 Inleiding. Sulamith door Salomo meegevoerd van haar tehuis en haar geliefde (de herder) naar de koninklijke tenten, die in de nabijheid tot zomerverblijf waren opgericht.

B1 C1 1:12-2:7 Sulamith en haar geliefde bij elkaar.

D1 2:8 - 3:5 Sulamith en haar geliefde gescheiden.

B2 C2 3:6 - 5:1 Sulamith en haar geliefde bij elkaar.

D2 5:2 - 8:4 Sulamith en haar geliefde gescheiden

A2 8:5-14 Besluit Sulamith keert terug van Salomo naar haar tehuis met haar geliefde (de herder).

Niet Salomo is de ware bruidegom van Sulamith, maar de op de achtergrond blijvende herder, type van Christus. Eerst onder de Meerdere dan die herder wordt de bruiloft des Lams gevierd. Israël heeft zich dan toebereid en is bevrijd van de verleidingen, waardoor het afgeweken is.


RUTH

Ruth betekent: Schoonheid. In dit boek wordt Gods liefde geschetst tot de vreemdelingen, die Hij zegent door Zijn Volk. Ruth is met Rachab en Bathsebah het drietal heidense vrouwen, dat in het geslachtsregister van Christus is opgenomen.

Structuur:

A1 1:1-18 Elimelechs gezin. Neergang.

B1 1:14-22 Medeleven met Naomi in rouw.

C1 2:1-23 Boaz en Ruth.

C2 3:1 - 4:13 Ruth en Boaz.

B2 4:14-17 Medeleven met Naomi in vreugde.

A2 4:18-22 Elimelechs gezin. Opgang.


KLAAGLIEDEREN

De Hebreeuwse titel is: "Hoe!" naar het eerste woord van het boek. Dit is zowel een vraag als een uitroep. Het grote thema is Gods grote oordeel. Het Boek bevat 5 klaagzangen over de verwoesting van Jeruzalem.

Structuur:

AI A1 1:1-7 Oordelen (Letter Aleph tot Zaïn).

B1  D1 1:7-11 Sions belijdenis (Cheth tot Kaph).

E1 1:12-13 Roep tot de voorbijgangers (Lamed tot Mem).

       D2 1:14-18 Sion. Belijdenis (Nun tot Tsaddi).

E2 1:18-19 Roep tot de voorbijgangers (Koph).

   C1 1:20-22 Gebed (Resh tot Tau).


AII A2 2:1-13 De Rechter (Aleph - Mem).

B2  D3 2:14 Sion. Zonde: onbeleden (Nun).

E3 2:15-17 Beschuldiging van de voorbijgangers (Samech - Pe).

   C2 2:18-22 Gebed (Tsaddi - Tau).


AIII A3 3:1-21 De Rechter (Aleph - Zaïn).

B3      E4 3:22-36 Overdenking van Jehovah's barmhartigheden. (Cheth - Lamed).

       D4 3:37-51 Sion. Zonde: beleden (Mem - Pe).

   C3 3:52-66 Gebed (Tsaddi - Tau).


AIV A4 4:1-12 Oordelen (Aleph - Lamed).

B4  D5 4:13-20 Sion. Belijdenis. (Mem - Resh).

E5 4:21-22 Vergelding van Jehovah (Shin - Tau).

    C4 5:1-22 Gebed.


PREDIKER.

Prediker betekent in het Hebreeuws: "Verzamelaar", "Samenroeper", strikt genomen: "Verzamelaarster, Samenroepster"; het Hebreeuws heeft althans de vrouwelijke vorm. Het is geen eigennaam, maar een soortnaam, d.i. gewoon zelfstandig naamwoord. Het is afgeleid van een werkwoord, dat vergaderen, verzamelen betekent. Het doel van de samenroeping was: Gods wegen te beschouwen en te rechtvaardigen in verband tot Zijn woorden.

Structuur:

A1 1:1 Inleiding.

B1 1:2 - 6:9 Het voornaamste goed. Wat het niet is.

B2 6:10 - 12:12 Het voornaamste goed. Wat het is.

A2 12:13-14 Besluit.


ESTHER.

Esther betekent: "Ster". We leren uit het boek, hoe God waakt over Zijn volk, als het in de macht van zijn vijanden is. Hij is de Leidende Ster, Die schijnt in het donker van de vijandelijke nacht. Door de eenvoudigste middelen doet Hij alle aanslagen te niet.

Structuur:

A1 1:1 Ahasveros. Regering. Uitgestrektheid van het Rijk.


B1 D1 1:2 - 2:20 Ahasveras. Op zijn troon.

E1 F1 2:21-23 Mordechaï. Ontdekking van de aanslag van Bigtan en Teres.

G 3:1-15 Haman. Zijn aanslag.

      F2 4:1-3 Mordechaï. Bekendmaking van Hamans aanslag.

    C1 4:4 - 5:14 Esther. Haar tussenkomst.


B2 D2 6:1 Ahasveros. Te bed.

E2 H1 6:2-3 Mordechaï. 's Konings vraag.

I 6:4-9. Haman. 's Konings vraag.

      H2 6:10-11 Mordechaï. 's Konings bevel.

   C2 7:1 Esther. Haar maaltijd.


B3 D3 7:2 Ahasveras. Aan Esthers tafel.

E3 J1 7:2 De Koning. Zijn vraag en belofte.

K 7:3-4 Esther. Bede om het leven.

      J2 7:5-10 De Koning. Zijn vraag en toorn.

    C3 8:1 Esther. Haar koninklijke gift.


B4 D4 8:1-2 Ahasveros. Op zijn troon.

E4 L1 8:3-6 Esther. Bede voor haar volk.

M 8:7-17 De Koning. Zijn bevel.

     L2 9:1-28 Esther. Bede voor haar volk. .

   C4 9:29-32 Esther. Haar koninklijk gezag


A2 10:1-3 Ahasveros. Uitgestrektheid van het Rijk.


DANIEL.

Daniël betekent: God is Rechter. Daniël handelt vooral over de tijden der Heidenen, aan wie Israël onderworpen is. We zien Gods oordeel over Israël, uitgevoerd door de Volken, en Zijn oordeel over de Volken, vanwege het Israël uit haat aangedane leed. Eindelijk wordt het Rijk, het Koninkrijk der hemelen, d.i. het van uit de hemelen toebereide Koninkrijk op aarde, opgericht, 2:44; 7:27.

Bezien de andere profeten Israëls toekomst meer vanuit Israël, Daniël beziet die meer van buiten af. Een deel is in het Chaldeeuws geschreven, n.l. hfdst. 2:4 - 7:28. Bij hfdst. 8:1 begint het Hebreeuws weer. Het historisch deel van de gang van de tijden der Heidenen is in “heidense” taal; het bevat de overheersing van Israël. Het profetische deel is in het Hebreeuws, terwijl het wijst op de tijd van het einde van die heerschappij en de gebeurtenissen, die er toe leiden om het Koninkrijk weder aan Israël op te richten. (Hand. 1:6).

Daniël is de onderbouw van De Openbaring. Het gaat uitsluitend over Israël, over Daniëls volk: “Uw volk”. De “Kerk” komt er niet in voor, evenmin als in het overige van het O.T. Wat de vervulling betreft, zijn we nog niet eens tot Daniël 7 genaderd. De sleutel èn voor De Openbaring èn voor de naaste toekomst ligt in Dan. 2.

Structuur:

A1 1:1-21 Ballingschap van Juda. Historie. Gebeurtenissen, verbonden met het begin er van.

B1 2:1-49 De droom van Nebukadnezar. Het begin en de duur van de tijden der Heidenen.

C1 3:1-30 Daniëls vrienden. De brandende oven. Bevrijding door een engel.

D1 4:1-37 De eerste koning van Babel. Nebukadnezars droom van de grote boom. Zijn tijdelijke afzetting.

D2 5:1-31 De laatste koning van Babel. Belsazar. Gezicht van de hand. Finale afzetting.

C2 6:1-28 Daniël zelf. De kuil van de leeuwen. Bevrijding door een engel.

B2 7:1 - 8:27 De droom en het gezicht van Daniël. Het einde van de heerschappij der Heidenen.

A2 9:1 - 12:13 De verwoestingen van Jeruzalem. Profetische aankondigingen, verbonden met het eind er van.


EZHA-NEHEMIA.

Ezra betekent: “Hij helpt”, Nehemia: “Trooster van (d.i. aangesteld door) Jah (afgekorte vorm van Jehovah)”. Ezra-Nehemia vormen feitelijk één geheel, zoals blijken zal uit de bouw. Toch is van elk boek een afzonderlijke structuur te geven. Korte samenvatting:

A1 Ezra: Herbouw van de tempel te Jeruzalem.

A2 Nehemia: Herbouw van de muren van Jeruzalem.

Structuur van A1 Ezra. Herbouw van de tempel.

A1 B1 1:1-4 (N1) Het volk. Bevrijding.

C1 1:5 - 2:70 (O1) Terugkeer onder Zerubbabel.

D1 3:1-6 (P1) Het altaar. Opbouw en feest.

D2 3:7 - 6:22 (Q2) De tempel. Opbouw en feest.

C2 7:1 - 8:36 (02) Terugkeer onder Ezra.

     B2 9:1 - 10:44 (N2) Het Volk. Inwijding. Hervorming.

Structuur van A2: Nehemia. Herbouw van de muren.

A2 E1 1:1 - 6:19 (J1) De muur. Herbouw. Wanorde overwonnen.

F1 H1 7:1-4 (M1) Jeruzalem. Bevelvoering er over.

I1 7:5-73 (01) Terugkeer onder Zerubbabel.

G1 7:73 - 8:18 (P1) Feest van de 7de maand (426 v. Chr.).

G2 9:1 - 10:39 (N2) Feest van de 7de maand (404 v. Chr.).

F2 H2 11:1-36 (M2) Jeruzalem. Landvoogden er in.

I2 12:1-26 (M2.) Terugkeer onder EZra.

     E2 12:27 - 13:31 (J2) De muur. Inwijding. Wanorde overwonnen.


KRONIEKEN.

In het Hebreeuws heet dit boek: Woorden der dagen. We hebben, zoals we reeds eerder opmerkten, hier geen herhaling van Sam.-Kon., maar een commentaar, een nadere toelichting, over de gebeurtenissen, zoals de Here ze ziet. We zien uit dit boek, hoe God alles in handen heeft.

Structuur:
A1 1 Kron. 1:1 - 9:1 Tot de Ballingschap. Geslachtslijnen.

B1 1 Kron. 9:2-44 Na de terugkeer

A2 1 Kron. 10:1 - 2 Kron. 36:21 Tot de Ballingschap Historie.

B2 2 Kron. 36:22-23 Na de terugkeer.

OPMERKING. - Plaatsgebrek dwingt ons een deel van Ezra-Nehemia weg te laten. We nemen dit later op in onze brochure over dit onderwerp.






Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden